Bij toediening via het infuus kan er een infuusreactie optreden. Meestal verlopen deze overgevoeligheidsreacties mild met symptomen zoals hoofdpijn, duizeligheid, rillingen, benauwdheidsklachten, blozen, hoesten, jeuk en/of huiduitslag. Ernstige allergische reacties zijn zeer zeldzaam.
Één tot drie dagen na het infuus kunnen griepachtige klachten ontstaan, zoals koorts, rillingen, spierpijn, gewrichtspijn en hoofdpijn. Deze klachten zijn mild tot matig en verdwijnen binnen enkele dagen. Deze griepachtige klachten komen na het eerste infuus vaak voor (bij meer dan 30% van de mensen), maar bij het volgende infuus gewoonlijk in mindere mate.
Andere mogelijke bijwerkingen zijn hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid, diarree, buikpijn, droge mond, hoesten, spierzwakte, moeheid, huiduitslag, slapeloosheid, ooginfectie, zwelling van de handen, voeten en enkels.
Bij een aantal mensen werd na behandeling met zoledroninezuur een onregelmatige hartslag gezien. Het is niet duidelijk of deze klachten door het infuus met zoledroninezuur worden veroorzaakt. Het is in ieder geval goed om klachten van een onregelmatig hartritme te melden aan je behandelend arts.
In het bot van de onder- en bovenkaak kan in zeldzame gevallen afbraak (necrose) ontstaan. Indien je klachten krijgt van je kaak, raadpleeg dan direct een (tand)arts. Je kunt het risico op necrose verkleinen door een bezoek aan de tandarts bij tandheelkundige problemen voorafgaand aan de behandeling met zoledroninezuur. Op deze wijze kunnen eventueel ingrijpende behandelingen in je mond voor de start van het medicijn worden uitgevoerd.
Indien je tijdens het infuus klachten krijgt, verzoek ik je dit direct te melden bij de verpleegkundige. Op deze manier kunnen we zo goed mogelijk handelen.
Mocht je na het infuus klachten krijgen, verzoek ik je tijdens kantoortijden contact op te nemen met Reade. Bij (spoedeisende) klachten buiten kantoortijden kun je contact opnemen met de dienstdoende reumatoloog in het VUmc. Daarnaast is het advies je reumatoloog te informeren, zodat die kan inventariseren in hoeverre dit met de behandeling met abatacept te maken kan hebben.